OKTOBER:
Heel langzaam werd ik wakker, slaperig keek ik de slaapzaal rond. Nog steeds stonden er vijfenveertig dezelfde witte bedden. Mijn bed stond helemaal achter in de zaal.
Juffrouw Marlies had ochtenddienst. Ze tilde mij uit bed en nam mij bij de hand.
Samen liepen wij naar het kastje waarin mijn kleren lagen.
De regel in dit tehuis was: Wie ouder is dan tien mag zijn eigen kleren kiezen.
Ik was net twee en een halve maand tien en had voor mezelf al bedacht dat ik vandaag mijn rode bloes en gele tuinbroek aan wilde.
Toen ik dit aan juffrouw Marlies vertelde, glimlachte ze.
“ Het is oktober Marianneke,” zei ze zachtjes.
“ In oktober draag je, licht bruin, bruin, groen, grijs en zwart.”
Ik was het hier niet mee eens en stampte boos op de grond.
Juffrouw Marlies trok het zich niet aan en liet me jammeren. Ze nam, een bruine ribbroek en grijze trui.
Boos bleef ik haar aankijken.
Juffrouw Marlies moest lachen om mijn boosheid en zei heel liefjes,
“ Kijk eens naar buiten dan zie je dat alles een andere kleur krijgt. Daarom verwisselen wij jouw kleren. De gele tuinbroek en de rode bloes mag je in het voorjaar weer aan.”
Ik schudde mijn hoofd en nam een besluit. Deze winter mocht ik niet groeien, want anders kon ik mijn tuinbroek en bloes volgend voorjaar niet meer aan.
9 oktober 2014